Lezing
Huizen van Verzet

voor het Amsterdams 4 en 5 mei Comité
Huizen van Verzet
op de redactie van het dagblad Trouw
op 05 mei 2015
te Amsterdam

 

 

 

Over het verzetsverleden van mijn Indische vader kan ik nu alleen nog maar putten uit documenten die mij zijn nagelaten. Allereerst een brief die hij vlak na de oorlog schreef aan zijn familie in Indië. Ik citeer:

Ik heb eerst in de illegale pers gezeten, daarna, toen de Duitse Sicherheitsdienst tweemaal de groep waarin ik werkte had gearresteerd, en ik tweemaal de dans ontsprongen was, hielp ik Joden onderduiken. Later Joodse kinderen. Dat was in 1943. In 1944 trad ik weer toe tot de illegale pers; ik organiseerde in de provincies Zuid-Holland en Utrecht de distributie van het illegale nieuws uit Londen. Medio ’44 bouwde ik met Tutti een eigen groep op bestaande uit een spionnageploeg en een zgn. knokploeg (KP), een verzetsgroep, die distributie-kantoren overvalt om distributiebonkaarten te bemachtigen voor de onderduikers.
Vier jaar lang had ik de SD (Sicherheitsdienst) kunnen ontlopen. Tweemaal zaten ze me op de hielen zonder resultaat, de derde maal liep ik in de val: 6 Augustus 1944 werd ik gearresteerd. Ik heb me verzet tot ze me bewusteloos hebben geslagen. Ik rekende op het einde. Ik kende de SD-methodes. Of mijn medewerkers verraden, of de dood. Ik koos het laatste, en verzette me, hoewel ik ongewapend was tegen zes met fn-pistolen gewapende SD-agenten. Ze hebben me niet willen doden, omdat ze waarschijnlijk hoopten op verraad bij het verhoor en sloegen me daarom bewusteloos. Bij het verhoor in de gevangenis de volgende dag heb ik hun echter direct die illusie ontnomen. Ik heb hun gezegd, dat ik de dood verwachtte en dat ik mijn vrienden nooit zou verraden. Mijn doodsbereidheid maakte indruk op hen, waarschijnlijk ook door mijn Oosters type. Ze sloten me ‘einzelhaft’ in een cel en lieten me wachten.
De SD heeft op 5 September, de zgn. Dolle Dinsdag, toen Duitsers en NSB’ers in paniek naar Duitsland vluchtten, alle papieren, die zij in haar bezit had, verbrand en daarmee alle gegevens betreffende de gevangenen vernietigd. Dit heeft mij het leven gered. Ik werd getransporteerd naar Amersfoort en ben daar tot het einde van de oorlog gebleven. Zeven goede vrienden zijn door de Duitser doodgeschoten in die vijf jaren. Vrienden, met wie ik lief en leed heb gedeeld, met wie ik in spanning heb verkeerd of de actie slagen zou, met wie ik heb gestreden een strijd op leven en dood tegen de wrede Duitsers en de verraderlijke NSB’ers en provocateurs. Hun moed en opofferingsgezindheid hebben een onvergetelijke indruk bij me achtergelaten. Nooit zal ik hen vergeten.

Einde citaat.

En een brief van Maud Dekens, een medewerkster uit de Indische groep, aan mijn vader.

’s Gravenhage, 20 juni ’45,
Beste Rudi,
Allereerst van harte gelukgewenst met je behouden thuiskomst.
Na je arrestatie is het met de Nieuwsbode heel eigenaardig gegaan. Bien en ik zijn toen n.l. op ons eentje gaan drukken. Ik haalde ’s morgens om 8 uur ’t nieuws op bij Dick Ruimschotel en bracht dat naar Bien op kantoor, die ’t tikte en stencilde. Om 1 uur haalde ik dan de krantjes bij haar op en bracht ze dan verder rond.
Twee Indische meisjes, die zich ontfermen over het nieuws dat niet verspreid mag worden. Het is ontroerend hoe bescheiden men spreekt over verricht verzetswerk, waarbij toch steeds het leven op het spel stond. Zo vanzelfsprekend.

Ik weet nog dat ik als kind dacht: als er oorlog komt durf ik al die dingen niet. Ik kan nooit zo moedig zijn.
Mijn vader zei dan: dat komt allemaal wel, jongen.
Nu wij hier te gast zijn bij Trouw, de verzetskrant, moet ik vanzelfsprekend denken aan mijn vader en zijn gestencilde blaadje in die oorlogstijd. En als ik denk aan hem, en aan al die Indische en Indonesische mensen die hun leven zo onvoorwaardelijk in de waagschaal stelden voor Nederland, een land waarin zij toch eigenlijk vreemdelingen waren, hetzelfde land dat nu, als onderdeel van Europa miljoenen vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden aan zijn poorten laat rammelen, en er een week over doet om te beslissen of een handvol uitgeprocedeerde asielzoekers als mensen behandeld moeten worden of toch maar niet, dan kan ik niets anders doen dan hopen, dat wij, als land, met ons allen, hun werk voortzetten en onze verantwoordelijkheid nemen. Verantwoordelijkheid voor iedereen die onze hulp nodig heeft.

Dit Huis

dit huis heeft hier al lang gestaan
aan het einde van de wegen
dit huis heeft hier al lang gestaan
het kende storm en regen
zo heeft het statig trots en groot
steeds weer onderdak geboden
aan vermoeiden op hun tocht
aan wie er maar een toevlucht zocht 

een moeder met haar kind
een man met een viool
een student met idealen
een meisje van plezier
een koning zonder troon
een verteller van verhalen 

er staat iemand aan de deur
er staat iemand aan de deur 

mijn lief sluit het gordijn
want buiten is het koud
mijn lief sluit het gordijn
en al wat het duister buiten houdt
want ik heb teveel gezien
teveel gezien teveel gehoord
mijn god ik heb er bij gestaan
toen wat ik liefhad werd vermoord 

een moeder met haar kind
een man met een viool
een student met idealen
een meisje van plezier
een koning zonder troon
een verteller van verhalen 

er staat iemand aan de deur
er staat iemand aan de deur

En, dames en heren, het mooie is dat de Indonesiërs die hier in Nederland in het verzet gezeten hebben en hun hart en deuren hebben geopend, vrijwel allemaal moslims waren. Moslims die hun leven waagden om Joodse landgenoten te redden. Wat als dat verhaal nu, op dit moment, de hele wereld over zou gaan, dames en heren, van huis tot huis, dwars door Europa, naar Afrika, het midden Oosten, naar Israël, tot in Indonesië, Amerika en de rest van de wereld.