Lezing
Echte Helden
voor de opening van de tentoonstelling
Echte Helden
op 24 april 2015
in de Stopera, Amsterdam
en op 21 maart 2016
in het Raadhuis, Hoogeveen
Dames en heren,
Dit is voor mij een heel speciaal moment.
Toen ik een jongetje van negen jaar was, kreeg mijn vader een depressie, een inzinking, zo noemden wij dat toen. Dan ging hij in de hoek van de kamer staan, in de ronde hoek van de voorkamer, met zijn hoofd naar de muur en riep: ‘Ze komen er aan, ze komen er aan!’
Op zijn werk is het gebeurd, vertelde mijn moeder, dat hij naar de wc ging en terugkwam en niet meer door de glazen deur durfde, want na tien jaar gaat dat oorlogsverleden werken. Joodse kinderen helpen onderduiken, identiteitskaarten vervalsen, nieuws verspreiden, knok- en spionageploegen oprichten en leiden, verraden worden, bewusteloos geslagen, opgesloten in de dodencel van de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam en daarna in concentratiekamp Amersfoort. Hij heeft het mijn moeder verteld. ’s Morgens vroeg op appel. Soms helemaal naakt. Uren staan. Er was een Joodse jongen. Hij vluchtte weg. Een boom in. Ze schoten hem er zo uit.
Later, vertelde mijn moeder, is je vader in de ziekenbarak terecht gekomen, als ziekenbroeder: er lagen mensen met zulke zweren, en ze hadden niets, geen water, geen medicijnen, niets. Dus met hun eigen plas moesten ze soms de wonden schoonmaken. Ze stierven bij bosjes. Kotella, de kampbeul. Af en toe pikte hij er iemand uit en dan sloeg ie net zolang tot ie dood was. En dan stonden ze er maar bij. Konden ze het lichaam wegbrengen. Ja jongen, waartoe mensen in staat zijn.
Ik zelf herinner me de dodenherdenking, dat ik alsmaar de dode vrienden van mijn vader voor me zag. Allemaal Indo’s en Indonesiërs. Toen de oorlog voorbij was en hij uit het concentratiekamp was bevrijd, ging hij op zoek naar de mensen die zijn vrienden hadden verraden. Alsof zijn eigen leven er van afhing. Je vrienden zijn dood, maar jij leeft nog.
Maar ja, mijn moeder wilde feesten. Ze ontmoette een Indonesiër die net uit een Duits concentratiekamp was teruggekeerd. Van het een kwam het ander. Het hielp allemaal niet mee.
Bovendien begon mijn vader zich ook in te zetten voor de bevrijding van Indonesië. Bevrijding van de Hollandse bezetter, want ja, je moest de lijn doortrekken. U weet het misschien niet, maar zo goed als alle Indonesiërs die tijdens de oorlog in ons land verbleven zijn hier in het verzet gegaan, hebben gestreden tegen de onderdrukker en na de oorlog wilden zij hetzelfde doen voor hun eigen land en werden van het een op het andere moment persona non grata, terwijl ze zo kort geleden nog bereid waren geweest hun leven te geven voor onze vrijheid.
Het kan verkeren.
Nu worden ze dan, eindelijk, na meer dan 70 jaar, geëerd.
Dames en heren, dit is een bijzonder moment voor mij. Ik zie het portret van mijn vader tussen al die anderen, geworteld in de voormalige Nederlandse koloniën. Herman Morssink heeft ze prachtig geschilderd zoals ze waren. Gewone mensen die door een speling van het lot en omdat ze opkwamen voor gerechtigheid, helden werden. De meesten hebben het niet overleefd. Mijn vader wel. Anders had ik hier nu niet voor u gestaan.
We hebben hier in Nederland altijd gezegd: het is nodig te herdenken. Het is nodig stil te staan bij de offers die gebracht zijn voor onze vrijheid, zodat wij nu in vrede en welvaart kunnen leven. Het is nodig opdat niet opnieuw zal gebeuren wat er eens gebeurd is. Maar dames en heren, is het niet wrang te bedenken dat wij op dit moment niet in staat lijken iets van die welvaart, een klein stukje maar van die welvaart, te delen met mensen die, op dit moment, slachtoffer zijn van een nieuwe gruwelijke oorlog, een oorlog waar wij zelfs, hoe vreemd het ook moge klinken, actief aan deelnemen. Mensen, onschuldige burgers, die van huis en haard verdreven zijn, die de meest verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt, geliefden hebben verloren, die een lange en zware reis hebben moeten maken, vaak met kleine kinderen en onder barre omstandigheden. Die in onze westerse welvarende landen een plek hoopten te vinden waar ze veilig zouden zijn, waar ze een nieuw bestaan zouden kunnen opbouwen voor zichzelf en voor hun kinderen. Is het niet wrang te bedenken dat zij nu hier, na alle beproevingen, in dit land, ons eigen mooie welvarende land aankomen en tot de ontdekking komen dat ze niet welkom zijn.
Op deze plaats, dames en heren, gedenken wij mensen die bereid waren het allerhoogste dat zij bezaten, hun leven, te geven om anderen, wier leven bedreigd werd, te helpen, hun een schuilplaats te geven, onderdak, eten, zorg. Zij, die vaak vreemden waren in dit land, Indo’s, Indonesiërs, Molukkers, Surinamers, Antillianen, en desondanks bereid waren hun Joodse medemensen te helpen en te vechten voor de vrijheid van dit, ons land. Hoe zouden zij naar ons kijken als zij zien dat wij, nu het onze beurt is om medemensen in nood een hand toe te steken, slechts praten over het sluiten van de grenzen en hoeveel geld we er voor over hebben om alle ellende buiten onze deuren te houden?
Kijk naar de prachtige portretten van deze gewone mensen die helden werden. Laten zij ons de kracht geven iets van wat zij ons geschonken hebben, vrede, veiligheid, vrijheid en welvaart, door te geven aan hen die dat op dit moment zo hard nodig hebben.
Dit Huis
dit huis heeft hier al lang gestaan
aan het einde van de wegen
dit huis heeft hier al lang gestaan
het kende storm en regen
zo heeft het statig trots en groot
steeds weer onderdak geboden
aan vermoeiden op hun tocht
aan wie er maar een toevlucht zocht
een moeder met haar kind
een man met een viool
een student met idealen
een meisje van plezier
een koning zonder troon
een verteller van verhalen
er staat iemand aan de deur
er staat iemand aan de deur
mijn lief sluit het gordijn
want buiten is het koud
mijn lief sluit het gordijn
en al wat het duister buiten houdt
want ik heb teveel gezien
teveel gezien teveel gehoord
mijn god ik heb er bij gestaan
toen wat ik liefhad werd vermoord
een moeder met haar kind
een man met een viool
een student met idealen
een meisje van plezier
een koning zonder troon
een verteller van verhalen
er staat iemand aan de deur
er staat iemand aan de deur
Nog even dit. Het mooie is, dames en heren, dat de Indonesiërs die hier in Nederland in het verzet gezeten hebben en hun hart en deuren openden en van wie er enkelen hier geportretteerd zijn, vrijwel allemaal moslims waren. Moslims die hun leven waagden om Joodse landgenoten te redden. Dat verhaal zou nu, op dit moment, de hele wereld over moeten, van huis tot huis, dwars door Europa, naar Afrika, het midden Oosten, naar Israël, tot in Indonesië en Amerika. Het zou de wereld goed doen.
Want, ik zou heel graag, op dit ogenblik in deze wereld, waarin de gruwelen van de tweede wereldoorlog opnieuw hun klauwen naar ons lijken uit te strekken, toch, voor onszelf en ons nageslacht, iets willen tonen van het goede en de schoonheid die ons, mede door de hier geportretteerden, óók gegeven is.
Al is het maar in een eenvoudig liedje.
Luna Luna mijn
het leven is een bootje
je vaart ermee naar zee
Luna Luna Luna mijn
het is een lange weg
maar de stroom die neemt je mee
Luna Luna Luna mijn
er zullen stormen zijn
tegenslag en pijn
en angst voor wat er komen zal
maar er zullen altijd weer ontelbaar mooie dingen zijn
Luna Luna Luna mijn
eenmaal op zee
zal ik altijd naast je zijn
Luna Luna Luna mijn
ik zal er zijn
in de zilveren maneschijn
Luna Luna Luna mijn
er kunnen stormen zijn
tegenslag en pijn
en angst voor wat er komen zal
maar er zullen altijd weer ontelbaar mooie dingen zijn
Luna Luna Luna mijn
Luna Luna Luna mijn