lezing
afscheid van Indië

bij de presentatie van de website
Afscheid van Indië van het Nationaal Archief
op 18 december 2008
in Den Haag

 

 

 

Ik wil beginnen met het lied waar ik mijn 4 mei voordracht van vorig jaar mee eindigde:

Dit huis

dit huis heeft hier al lang gestaan
aan het einde van de wegen
dit huis heeft hier al lang gestaan
het kende storm en regen
zo heeft het statig trots en groot
steeds weer onderdak geboden
aan vermoeiden op hun tocht
aan wie er maar een toevlucht zocht

een moeder met haar kind
een man met een viool
een student met idealen
een meisje van plezier
een koning zonder troon
een verteller van verhalen

er staat iemand aan de deur
er staat iemand aan de deur
iemand aan de deur

mijn lief sluit het gordijn
want buiten is het koud
mijn lief sluit het gordijn
en al wat het duister buiten houdt
want ik heb teveel gezien
teveel gezien teveel gehoord
mijn god ik heb er bij gestaan
toen wat ik liefhad werd vermoord 

een moeder met haar kind
een man met een viool
een student met idealen
een meisje van plezier
een koning zonder troon
een verteller van verhalen

er staat iemand aan de deur
er staat iemand aan de deur
iemand aan de deur

Eergisteren zag ik op de televisie een programma waarin twee vaders van omgekomen meisjes in Israël, een Jood en een Palestijn, toenadering tot elkaar zochten om hun woede en verdriet met elkaar te delen. Zo hoopten zij een persoonlijke bijdrage te leveren aan het beëindigen van een uitzichtloze oorlog met nog meer bloedvergieten. De Jood stond er aan de deur van de Palestijn en die deed open.
Ik denk dat er, na de Joden, in Nederland geen bevolkingsgroep is die meer door de oorlog is getroffen dan de Indische. Zij was dan ook het slachtoffer van niet één maar van twee oorlogen, die elkaar zonder adempauze opvolgden en in wreedheid niet voor elkaar onderdeden. Elke familie kent slachtoffers, iedereen kent de verhalen.
Mijn vader was al vóór de tweede wereldoorlog naar Nederland gekomen en beleefde hem hier, in Holland. Hij ging in het verzet, werd opgepakt en kwam na de dodencel, in de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam, uiteindelijk in het concentratiekamp Amersfoort terecht, waar hij tot het einde van de oorlog geïnterneerd bleef.
Ik wil hier enkele brieven citeren die hij vlak na de bevrijding in Nederland schreef aan zijn familie in Indië, waar zijn zusje Els in het oorlogsgebied werd vermist.

Amsterdam, ongedateerd

‘Lieve ouders en allemaal,
Ik heb nu al jullie brieven ontvangen. Inderdaad is het een goed idee om naar Holland te komen. Ik verwacht een woelige tijd in Indonesië. Het oude, waar jullie zo aan gewend zijn zal toch nooit meer terugkomen. En het zal voor jullie moeilijk zijn om je aan te passen. Het Indonesische volk is opgestaan om zijn vrijheid te veroveren, en Nederland is te berooid en arm op het ogenblik, om z’n rijke inkomstenbron te kunnen missen. Daarom zal de strijd hard en onverbiddelijk zijn. De Indonesiërs hebben de sympathie van de wereld, omdat de nationale vrijheid zeer populair is na de oorlog, die door zovele volkeren juist daarvoor gevoerd werd.
Ik als illegale werker weet te goed wat vrijheidsdrang vermag. Ik ken de mentaliteit van de nationalist, die bezeten is van verlangen naar nationale onafhankelijkheid. Gruwelen worden door vrijheidsstrijders bedreven in naam van het recht en beschreven en beschouwd als heldendaden en terechtstellingen. Zo is het leven nu eenmaal. Er is altijd kaf onder het koren. En het kaf wordt alleen gezien door de tegenstander en het koren door de medestander.
Wij mogen niet in die fout vervallen. Wij moeten open oog hebben voor het mooie van de strijd om de vrijheid en het lelijke van de poging een vrijheidslievend volk aan te randen. Dit klinkt misschien heel erg radicaal, maar zo wordt het aangevoeld door iedereen die het zelfbeschikkingsrecht der volkeren erkent.
Een volk dat voor zijn vrijheid vecht kan wreed en onverbiddelijk zijn, en jullie behoren nu eenmaal tot die bevolkingsgroep, die tot de tegenpartij wordt gerekend. Dat is de realiteit en daar moeten we rekening mee houden. En de wereld – met uitzondering van Holland – sympathiseert met de Indonesiërs. Er is vooral in Engeland en Amerika fel gereageerd op de strafexpeditie op Bekassie. Het merkwaardige is inderdaad, dat de Duitsers indertijd precies dezelfde strafmaatregelen troffen, die alleen tot gevolg hadden dat de haat van de bevolking oplaaide, feller dan ooit. Eind ’44 werd het dorp Putten eveneens om moord op Duitsers op dezelfde manier platgebrand. Het diepverontwaardigde volk oordeelde toen: dat kunnen alleen Moffen doen. Nu blijkt, dat ook Engelsen dat kunnen, nota bene om het Nederlandse gezag te herstellen. Nooit werd onheilzamer middel aangewend om een volk ’tot rede’ te brengen. Noch het bombardement op Rotterdam (vgl. Soerabaja, Semarang, Bandoeng, enz.), noch het in brand steken van huizen en dorpen en stadsgedeelten, noch de vele executies hebben het Nederlandse volk tot rede gebracht, integendeel, daardoor werd de verzetsgeest aangewakkerd. Dit verwacht ik ook in Indonesië. Daarom moeten jullie zo gauw mogelijk Java verlaten. Daarom moet Els op de een of andere manier opgespoord worden. Weet je, dat ik in staat ben om persoonlijk haar eruit te halen. Houdt mij in elk geval op de hoogte, willen jullie?’

Amsterdam, 1 Juli 1946.

‘Liefste ouders,
Nog steeds geen bericht van Els. Zij is één van de velen. Aanvankelijk dacht ik in mijn onnozele opstandigheid, dat ik hier persoonlijk wat aan zou kunnen veranderen. Alsof wij mensen in staat zouden zijn de loop van ons lot te bepalen.
Als Els slachtoffer is van de Indonesische revolutie, zal ons dat smarten. Ons gevoel zal dan een belangrijke factor zijn in de beoordeling van het Goddelijk gebeuren, dat zich in de Indonesische revolutie aan ons openbaart. Het beeld dat wij ons vormen van dit Goddelijk gebeuren komt echter niet overeen met het (eveneens subjectieve) beeld, dat zich een Indonesisch revolutionair daarvan vormt. En toch blijft het Goddelijk gebeuren zichzelf gelijk.
Het leed, dat de Indonesiër in het verleden heeft ondervonden, bepaalt zijn houding nu. Het leed, dat wij nu ondergaan zal eveneens ons optreden straks bepalen.
Els is het offer, dat God tot zich neemt. Het leed dat ons overkomt, zal het beeld, dat wij ons van het Goddelijk gebeuren maken, vervormen. Zo ‘ondergaan’ wij Gods wil, totdat onze goddelijke intuïtie sterk genoeg is om ons van onszelf en de ban van onze subjectieve wereld te verlossen.
De zin van het Goddelijk gebeuren zal ons volkomen ontgaan als wij ons slechts laten leiden door ons gevoel en verstand.
Verstand verduistert de geest, gevoel besmeurt het hart.
‘Er is geen plaats voor de waarheid in het gevoel, noch in zijn gevoelens, noch in zijn smarten… Evenmin is er plaats voor de waarheid in het verstand… De waarheid kan niet gevormd worden. De waarheid is een en dezelfde; zij is onveranderlijk… Er zijn niet vele verschillende waarheden in de wereld, want de waarheid is een en dezelfde te allen tijde en op elke plaats’ (Boeddha).
‘Die weten, zijn niet geleerd. Die geleerd zijn, weten niet’ (Lao-tze).
Pappie vroeg me, wat van m’n werk te vertellen. Hoe komen jullie erbij te veronderstellen, dat ik in de journalistiek ben? Af en toe een artikel schrijven maakt je nog niet tot een journalist.
Als ik echter in staat ben mijn politieke werk op een wetenschappelijke basis te funderen, zou ik de Indo-groep misschien van nut kunnen zijn. Zij wordt geterroriseerd door de Indonesische extremisten en genegeerd door de Nederlandse regering. Een eigen zelfstandige politiek, gericht op een veilige Indo-toekomst (waarin de democratische rechten van de Indo-groep als minderheid met eigen taal, zeden en gewoonten verzekerd zijn), wordt niet gevoerd. Een politieke Indo-partij bestaat niet. Politieke actie voeren (zo noodzakelijk in deze politieke tijd) voor de belangen van de Indo-groep wordt niet gedaan. De politieke partijen interesseren zich niet voor het Indo-probleem. Is er dan niemand in Indonesië, die verantwoordelijkheidsgevoel genoeg bezit, om zijn kalmte te bewaren en de Indo-groep uit de gevaarlijke zone helpt? De situatie, waarin de Indo verzeild is geraakt, wordt tenslotte onhoudbaar. De tijd, dat hij kon steunen op de macht van de ene partij en profiteren van de machteloosheid van de andere partij, is voorbij. Door gebrek aan politiek inzicht en realiteitsbesef heeft hij de naderende aanval niet kunnen voorzien. God straft hem hiervoor wel heel zwaar!’

Tot hier mijn vader in 1946. De moeilijke positie van de Indo was een gevolg van de vermenging van de twee volkeren, een samengaan van mannen en vrouwen die vaak gedwongen maar misschien nog wel vaker uit liefde plaats vond. Jawel, dames en heren, uit liefde.
Onze voorouders waren onderdrukkers en onderdrukten, daders en slachtoffers, en dat soms vrijwel tegelijkertijd.
Ik weet niet wat wij met die erfenis kunnen doen, met ons weten en onze intuïtie, maar vaststaat dat, zoals mijn vader het zei, ons leed onze toekomst bepaalt. Wellicht stelt het ons in staat een inzicht te verwerven dat niet veel anderen is gegeven.

Van vaders en geliefden

horen wij de waarheid
van vrouwen en kinderen
van vaders en geliefden
zien wij geen spoor meer terug

stuurloos en verloren
volledig buiten zinnen
mijn wereld zal, mijn wereld zal
in tranen vergaan

woede en waanzin
zo wonderlijk dichtbij
dat ik me afvraag: wonen zij
wellicht ook in mij

en vraag ik jou mijn liefste
vergeef mij dan de schuld
aan alles wat, aan alles wat
ook jou is aangedaan 

en hou mij in je armen
heb mij eeuwig lief
laat deze storm voorbijgaan
en heb mij eeuwig lief
laat deze storm voorbijgaan
en heb mij eeuwig lief